Geschiedenis

Terug in de tijd

Heimans en Thijsse, natuurpedagogen en inspirerende pioniers
Natuureducatie speelde al een belangrijke rol bij de aanleg van de eerste Nederlandse natuurrijke tuin, Thijsse’s Hof in Bloemendaal, die officieel werd geopend in 1925. De Amsterdamse onderwijzers en natuurkenners Jac. P. Thijsse en Eli Heimans worden door velen beschouwd als ‘de vaders’ van de Nederlandse natuurbescherming en natuurbeleving. In het tijdschrift De Levende Natuur, waar zij in 1895 mee gestart zijn, schreven ze al regelmatig over de toepassing van wilde planten in de tuin. Toen Thijsse ter gelegenheid van zijn 60ste verjaardag van de gemeente Bloemendaal een stuk grond ter beschikking kreeg, kon hij zijn ideeën ook op wat grotere schaal in de praktijk brengen. De door Leonard Springer ontworpen en door Cees Sipkes aangelegde tuin was dus ook in de meest letterlijke zin de hof (tuin) van Thijsse.
In Nederland zijn er sindsdien nog verscheidene andere parken en tuinen naar Thijsse en Heimans genoemd, maar dan als eerbetoon aan deze inspirerende pioniers. Zo werd in het Haagse Zuiderpark in 1934 een ‘wetenschappelijke tuin’ aangelegd, die later ‘Heimanshof’ genoemd werd. Wetenschappelijk wil in dit kader zeggen dat de plantensociologie door mevrouw Gorter-ter Pelkwijk als leidraad bij het ontwerp werd genomen. In Vierhouten werd in 1935 door AJC-ers (socialistische jeugdbond) op het terrein van de Paasheuvel ook een Heimanshof aangelegd. Na een moeilijke periode in en na de Tweede Wereldoorlog werd het beheer door oud-AJC-ers weer opgepakt, waardoor deze tuin, evenals de derde Heimanshof, in de Wieger Bruinlaan in Hoofddorp, nog alleszins een bezoek waard is. Dit geldt zeker ook voor het Amstelveense Thijssepark (aanleg tussen 1940 en 1972).
Ouder nog dan de bovengenoemde tuinen en parken is Hortus Michel Thiery in Gent (1924). Ook Thiery was onderwijzer en had als ideaal mensen, en met name de schooljeugd, in direct contact te brengen met de natuur. Net als Thijsse legde hij daarvoor een aanschouwelijke tuin aan die ook nog altijd te bezichtigen is.

 

Wetenschappelijk gezien
In 1921 werd in het Groningse Haren op het terrein van de Rijksuniversiteit Groningen begonnen met de aanleg van een grote wildeplantentuin. Het werd het levenswerk van hortulanus E. Laarman, naar wie de tuin, die nu deel uitmaakt van Hortus Haren, tegenwoordig genoemd wordt.
Evenals in de bovengenoemde Heimanshof in Den Haag werd ook in andere tuinen gebruik gemaakt van de door wetenschappers als prof. dr. Victor Westhoff en dr. Chris van Leeuwen sterk toegenomen kennis van de plantensociologie. Voorbeelden hiervan zijn de heemparken en -tuinen in Den Bosch, Oosterbeek (De Zomp) en Leiderdorp. Boeken die in dit verband een rol speelden zijn: Landschap en beplantingen in Nederland (1959) van C.G. van Leeuwen en M. Doing Kraft en Plantengemeenschappen in Nederland (1969) van V. Westhoff en A.J. den Held.
De – destijds – universitaire Botanische Tuin in Nijmegen (nu: Hortus Arcadië, zie Tuinportretten) werd in 1970 in zijn geheel en enig in zijn soort aangelegd volgens plantensociologische principes, met voornamelijk Nederlandse plantengemeenschappen.
Van bijzonder groot belang is ook geweest dat dr. Ger Londo de vegetatiekundige kennis vertaald heeft van de schaal van natuurgebieden naar die van parken en tuinen. In de proeftuin van het R.I.N. (Rijksinstituut van Natuurbeheer) en in zijn privé-tuin heeft hij vele jaren geëxperimenteerd met allerlei verschillende milieutypen. Zijn boek Natuurtuinen en parken (1977) vormt de weerslag van de praktische ervaringen die hij daar opdeed. Dit boek is door veel heemtuinen vanaf eind jaren 1970 als ‘bijbel’ gebruikt. In 1993 verscheen van zijn hand Tuin vol wilde planten, een fraai uitgegeven boek waarin hij zijn kennis van de materie nog eens voor een breder publiek toegankelijk heeft gemaakt.
De proeftuin is helaas ‘op de schop gegaan’ nadat het Rijk Kasteel Broekhuizen verkocht had. Maar veel planten zijn overgebracht naar de Londo-tuin in Leersum en veel van de ideeën die in de proeftuin getoetst waren zijn in de jaren 1990 op grotere schaal door Ger Londo toegepast in de tuin van Alterra, het Wetenschappelijk Instituut in Wageningen, waar de kennis van de vegetatiekunde en aanpalende wetenschappen nu zijn gebundeld.
In het Belgische Hasselt is begin jaren 1990 een natuurtuin aangelegd op het terrein van het Belgische Instituut voor Natuurbeheer. Hier was Martin Hermy, later professor in Leuven, de drijvende kracht. De natuurtuin in Beveren heeft eveneens duidelijk gebruik gemaakt van de door de wetenschap verzamelde kennis. Diverse botanische tuinen, al dan niet meer deel uitmakend van de verschillende universiteiten, volgden later het voorbeeld van de Groningse universiteit en ruimden plaats in voor inheemse begroeiingen of beplantingen. Dit geldt bijvoorbeeld voor Fort Hoofddijk, dat deel uitmaakt van de botanische tuinen van de Universiteit Utrecht.
Ook in enkele kleinere botanische tuinen in Nederland werd ruimte gecreëerd voor inheemse beplantingen of begroeiingen, bijvoorbeeld in Kerkrade - kalkgrasland, hellingbosflora -, Elsloo - prachtig tegen een Limburgs hellingbos aan gelegen, met o.m. een fraaie varenscollectie - en Oudenbosch, een arboretum met enkele heemtuinelementen.

 

Horticultuur en ecologie
Al ruim zeventig jaar worden er nu in Amstelveen met zeer veel horticultureel vakmanschap en met grote kennis van de natuur parken en tuinen aangelegd waar de wilde, inheemse planten de hoofdrol mogen spelen. C.P. Broerse en J. Landwehr waren verantwoordelijk voor het ontwerp en het beheer van verschillende, tot ver buiten de landsgrenzen befaamde heemparken, zoals het al genoemde Thijssepark, heempark de Braak en het Mauritsplantsoen, dat eind jaren 1990 omgedoopt werd tot Landwehrpark.
Koos Landwehr schreef in 1974 samen met Cees Sipkes Wilde plantentuinen. Dit door het IVN uitgegeven boek heeft de toepassing van wilde planten, vooral ook door de geschiktheidslijsten, een belangrijke impuls gegeven. Sinds het midden van de jaren 1970 zijn door vrijwilligersgroepen, al dan niet in IVN-verband, overal in Nederland heemtuinen aangelegd. Ze konden daarbij dankbaar gebruik maken van de door Landwehr en Sipkes (maar ook door Ger Londo) beschreven ervaringskennis. Veel heemtuinen behoren tot deze categorie, vooral in het zuiden en oosten van Nederland.
Hein Koningen nam in de jaren 1970 de fakkel over van Koos Landwehr. Hij heeft niet alleen de bestaande heemparken goed in stand weten te houden, maar er ook nog nieuwe varianten aan toegevoegd. Samen met Bram Galjaard schreef hij in 2002 Amstelveen in het groen, een fraai boek over de 75-jarige geschiedenis van de Amstelveense parken en tuinen. Rinus Hofs geeft sinds de pensionering van Hein Koningen leiding aan een volgende generatie Amstelveense heemparkbeheerders. 
Door contacten in de werkgroep TIF (Toepassing Inheemse Flora) en later ook de Vakgroep Heemtuinbeheer, alsook door artikelen in vakbladen als Groen, werd het mogelijk dat de kennis die in Amstelveen was opgedaan toegepast kon worden in andere gemeenten, bijvoorbeeld in Zaandam, Leiden, Schiedam, Vlaardingen, Delft en Venlo. In Leeuwarden heeft met name A. M. van Essen zich ervoor ingezet dat zich op allerlei locaties voor een kortere of langere periode natuurrijke en vaak bloemrijke beplantingen in plantsoenen en groenstroken konden ontwikkelen.
Voor particulieren werden vanaf eind jaren 1970 de mogelijkheden vergroot om zelf een natuurrijke tuin aan te leggen door het verschijnen van verschillende, op de particuliere markt gerichte boeken. Na boeken van o.m. Peter Kouwenhoven, Henk van Halm, Bram Galjaard, Wiert Nieuman, Nico Vermeulen, Peter Bulsing en Johan Wullaert, volgden in de jaren 1990 boeken, uitgegeven door gerenommeerde natuur- en milieuorganisaties; van V.E.L.T. (Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze) verscheen De Ecologische Siertuin (auteurs: Rosette van Cauteren en John Rigaux); van De Kleine Aarde in Boxtel een klein, handzaam boekje, getiteld De Natuurrijke Tuin (er werd in Boxtel ook een door de auteur Willem Iven ontworpen voorbeeldtuin aangelegd); van de KNNV, Vereniging voor Veldbiologie Ontwerpboek Natuurtuinen (auteurs: Jeroen Gigengack en Jack Martin). Uiteraard werkten de beide bovengenoemde standaardboeken over natuurtuinen van Ger Londo ook door op de particuliere markt. In 2010 publiceerde Ger Londo het boek Naar meer natuur in tuin, park en landschap (zie voor meer informatie publicaties).